Als de knop van de badgeiser-thermostaat wordt ingedrukt, hengst de gek al op de aansteker. Wordt de gek van doener denker dan wordt rust en afstand genomen en kan de gedachte opkomen dat de ruimte in de geiser zich eerst met gas moet vullen, wil de vonk met succes overslaan. Een theorietje over hoe dingen gaan, kan van praktisch voordeel zijn.
Of je moet met de fiets door Coevorden, wetend dat verkeersborden niet noodzakelijk de kortste route aangeven. Met de focus op dat probleem, valt dan in op de zon te gaan rijden. Er is kennelijk een voorstelling van de tomtom-mogelijkheden van de zon.
De doener is snel en pragmatisch, werkt normaliter volgens hem bekende sjablonen. Op onbekend terrein is zijn werkwijze die van trial&error: lukt het niet zus dan proberen we het zo. Maar wordt het onverhoopt moeilijk dan loopt hij vast bij gebrek aan theorie, ook al is de man drs. in de natuurkunde.
De denker daarentegen a) verwijlt bij de dingen, problematiseert, stelt vragen en b) probeert door aandachtsconcentratie een verhaal, formule, theorie of model te bedenken om een bepaald fenomeen te begrijpen, te verklaren en van daaruit te kunnen voorspellen en c) geeft vervolgens het verhaal etc. niet zo maar op bij tegenslag.
Ik heb ooit ca. 40 (sic) dBaseIII-boeken doorgebladerd en moest concluderen, dat kennelijk geen van de auteurs minus één (boek aangetroffen in de V&D en uitgegeven op Texel) een goede voorstelling had van hoe zoeken en opslaan van data gaat of gedacht zou kunnen worden, met alle gevolgen van dien.
Ik denk dat waar gedurende lange tijd nauw wordt samengewerkt en dan vooral in de wereld van bèta’s het onderscheid tussen de beide types –de denker en de doener- pijnlijk duidelijk kan worden (bij vragen formuleren in SQL, bij begrijpen essentie 5de generatietaal etc. is de uitgangspositie qua kennis en ervaring van de deelnemers al gauw gelijk en blijft alleen verschil in denkkracht over).
Op GeenStijl las ik een bericht (“Windmolens verkloten het weer”) dat twee wetenschappers van de University of Maryland waarschuwen voor de schadelijke effecten van een terrein vol windturbines op het weer, simpel omdat energie wordt afgetapt*. Ik schreef er al over op 11-05-06 onder de titel “MER en windenergie” (hier). Hoe ik op dat onderwerp kwam? Ik zocht –met de nodige aandachtsconcentratie- voorbeelden bij de wijsheid “Elk voordeel heeft z’n nadeel” (veritas simplex) en had een voorstelling bij “aftappen van energie”.
De vogelaar vindt windmolens abject, omdat ze van vogels gehakt maken. Andere mogelijkheden worden niet onderkend, laat staan onderzocht. Dat is het ééndimensionale denken: “denken” vanuit de onderbuik. De doener ageert primair, op wat zich aandient en zonder verdere analyse. Eén etiket is al voldoende voor schijnbare beheersing van een probleem: “politici zijn zakkenvullers”, “een opkoopfonds is een sprinkhanenplaag” etc.
Het denken op zich verschaft de denker vreugde, maar kost ook veel tijd en energie. Dat betekent vaak geen mening hebben of een mening moeten opschorten of er moeite mee hebben à l’improviste een mening te moeten debiteren die er wel ooit was, maar met de bijbehorende analyse in het geheugen ligt verzonken.
rkh, 1 dec. 2008
* De meeste “reaguurders” van GS vonden het maar onzin.
maandag, december 08, 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten