Er zijn mensen die zich -uit
solidariteit- met een minderheidsgroep identificeren. Ze nemen van die
minderheidsgroep de manier van spreken en redeneren over en kleden, kappen en
gedragen zich als één van hen. Dat is psychologisch te begrijpen vanuit een
behoefte aan erkenning en doet soms denken aan het Stockholm Syndroom. De
veréénzelviging wordt pathologisch als het gaat om egotripperij –om aandachttrekkerij-
of als het gaat om een puberale verloochening van de eigen cultuur.
Social Justice Warriors
zijn tegen appropriatie: het je toe-eigenen van elementen van de cultuur
van een onderdrukte minderheid. Ze zijn dus bijv. tegen witte sympathisanten
met dreadlocks, omdat die daarmee suggereren dat het leed van de Rastafari hun
leed is. Nu spreken Warriors sowieso algauw denigrerend over hun ondersteuners
als “Whitey
Helpers”, daarmee in eigen kring een Wij en Zij creërend. Wat
sociologisch nogal interessant is, want geen strijd is gewonnen zonder hulp van
buiten.
De these van de SJW is: Ons leed is uniek en niet
invoelbaar voor witten, belast als ze zijn door racistische vooroordelen. Het
getuigt van disrespect en van blanke arrogantie om zich een nieuwe identiteit
aan te willen meten.
De these vertaald naar de witte wereld en geconcretiseerd: Een neger uit Windhoek kan én mag geen
Bach spelen, omdat hij daarmee de gevoelens van de Duitse minderheid kwetst, die
het daar immers ook moeilijk* hebben. Volgens de logica van de SJW is ook dit
appropriatie en wel van en door het zwarte soort en dus af te keuren. Niemand
voelt dat zo. Maar we trekken wel een wenkbrauw op, gaan gewoon niet naar het
concert of prijzen de pianist de hemel in. Allemaal tekenen van ongemak, omdat
ook wij ten diepste vinden dat appropriatie niet gepast is: Je pronkt niet met anderman’s veren. Het
voelt toch alsof je iets wordt afgepakt ook al behoor je niet tot een culturele
minderheid.
De warriors
zullen de tekenen van ongemak ongetwijfeld duiden als uitingen van witte
suprematie.
*Ik
veronderstel dat.
rkh,
11-08-2019