Bij het creëren van bitcoins uit het niets –het zogenaamde minen- worden “complexe wiskundige vergelijkingen” opgelost, aldus Heleen Mees in haar column van 30/6. Je denkt dan algauw “Poeh Poeh, wat knap!”. Maar ik vind het zelf verre van knap. Ik zou ook niet weten waar Mees het over heeft en ze weet het waarschijnlijk zelf ook niet.
Op de tekst van Mees kun je een algoritme (een
sofware-programma) loslaten dat een getal oplevert. Dat algoritme moet zo knap
in elkaar zitten, dat zelfs de kleinste wijziging in de tekst een ander getal
oplevert. Bitcoin maakt gebruik van het algoritme Hash256, dat meer dan 1075
mogelijke uitkomsten oplevert. Dus dat 2 kopieën van de tekst van Mees met elk
1 wijziging eenzelfde getal –de zgn. hash- opleveren is wel erg klein.
De opdracht aan de miners –de delvers van het digitale
goud- is nu bij een tekst met transactiegegevens een hash te vinden die kleiner
is dan een bepaald getal (hoe kleiner dit getal hoe moeilijker het wordt). Wie
het eerst aan de eis voldoet, krijgt de pot. Het gaat zo: Aan de tekst met
transacties wordt in het veld nonce (number used only once) een willekeurig
getal gezet. Je berekent de hash. Wordt niet aan de eis voldaan dan vul je de
opvolger in. Etc. Na ongeveer 10 minuten heeft iemand –waar ook ter wereld-
“het probleem” opgelost. Gaat het te snel dan wordt de eis verhoogd. Ik zou
zeggen: “Dommer kan het niet”.