Trots bindt en is als zodanig een positieve emotie.
Trots was uit, omdat het als nationale trots de afwaardering van het koloniale verleden in de
weg zat en nieuwkomers zou buitensluiten. Dit framen van trots als nationalistisch,
racistisch en reactionair sloot wonderwel aan op het kosmopolitisch wereldbeeld
van de groep weg-met-ons en was er
de uitdrukking van. Voor kosmopolieten is alles en iedereen gelijk en staat
trots gelijk aan zelfverheffing.
Ik heb er eerder op gewezen, dat diezelfde mensen zich
wel voor alles en nog wat zeggen te schamen en dat het van tweeën één is: òf
men accepteert trots òf men laat schaamte vallen. Trots en schaamte zijn
namelijk twee kanten van één medaille. Het heeft niet geholpen.
Maar de trots is nu toch terug. Plasterk zei in WNL van
7/9: “Gruwelijke zomer en gelijk ook
trots op wat de mensen gewoon allemaal gedaan hebben”. Zelfs Pauw zei in
zijn gelijknamige programma, trots te zijn. Een -naar eigen zeggen- vroeger linksige briefschrijver liet in de
Volkskrant van 28/8 weten: “Maar ik vind
het nog steeds fijn, als is het misschien heel
dom (sic, rkh) te zeggen, als ik trots kan zijn op onze regering. Dat vind
ik gewoon een fijn gevoel”.
De slogan “I love
Amsterdam” roept Amsterdammers op trots te zijn op hun stad in de hoop op binding.
Dat mocht dus wel; over hypocrisie gesproken! Maar de slogan geeft mij als
niet-Amsterdammer geen fijn gevoel. Trots verschijnt hier als arrogantie en dat sluit inderdaad uit.
rkh, 23-11-2014