Het verschijnsel “fake news” op zich is al interessant,
omdat het namelijk ook iets zegt over de toestand van ons land en in die zin
(op meta-niveau) een bron van informatie is. Dus niet meteen fake news willen
ontmaskeren als racisme, islamofobie, xenofobie of populisme, maar het oordeel
opschorten en het fenomeen zelf bevragen. Om deze fenomelogische wijze van denken duidelijk te maken: Wanneer iemand
roze muizen op het behang ziet lopen, niet meteen “onzin” zeggen, maar vragen
naar de betekenis van de zienswijze.
Dát mensen fake news geloven, heeft er alles mee te maken,
dat wat fake lijkt vaak echt blijkt. Je
kunt niet geloven, dat in Nederland een verkrachte vrouw weken moet wachten
alvorens aangifte te mogen doen. Je kunt niet geloven, dat wie over de hekken
van Ceuta –de Spaanse enclave in Marokko- weet te klimmen, binnen is en niet
stante pede kan worden teruggestuurd. Je kunt niet geloven, dat (een
meerderheid van) de politiek niet wil dat de koopvaardij zichzelf bewapent
tegen Somalische piraten. En toch is het zo.
Bij zoveel gekkigheid kan het dus niet verbazen, dat zelfs
fake news wordt geloofd.
Dit beschreven ongeloof legt niet een vertrouwenscrisis
bloot, zoals vaak wordt gedacht. Maar legt bloot dat er met de instituties zelf
iets mis is. Wat politie, justitie en de politiek doen en willen, komt niet
meer overeen met ons rechtsgevoel en wat als redelijk, logisch en betamelijk
wordt gevoeld. Het is een crisis van de
instituties zelf; een crisis van de democratische rechtsstaat.
Dat leert ons dus het verschijnsel “fake news”.
rkh, 06-08-2017