Voor wie tegen de parlementaire democratie is, is het parlement nep. Dat is duidelijk. Maar iemand kan het parlement natuurlijk ook “nep” noemen uit woede of onvrede over het functioneren van het parlement. Bijv. omdat hij vindt dat tegen de wil van de bevolking in wordt geregeerd of dat het parlement de bevolking niet representeert. De liefde voor de parlementaire democratie staat daarbij buiten kijf. De woede bevestigt juist die liefde. Zo kun je de weinig parlementaire kreet “nepparlement” ook interpreteren.
In 2015 heeft Wilders het over een “nepparlement”. De
ophef en verontwaardiging daarover moet begrepen worden als politiek bedrijven
onder het mom van moraal. Het lid van de Eerste Kamer Gom van Strien kon zich
toentertijd en desgevraagd in Wilders’ kwalificatie vinden onder verwijzing
naar het -in zijn eigen ogen- disfunctioneren van het parlement.
De PVV’er van Strien is door de Tweede Kamer aangewezen
als verkenner. Bij de presentatie voor de pers wordt hem voor de voeten
geworpen 8 jaar geleden het woord “nep” te hebben gebruikt en of hij dat
ontkent en of hij wel geschikt is voor de rol van verkenner. Van Strien zegt
dat hij zich het niet kan herinneren en vindt de vragen nu niet relevant.
De scoringsdrift van de journalisten is stuitend. Ze
zeggen niet wat de man werkelijk heeft gezegd, maar volstaan met het woordje
“nep” om hem daaraan op te hangen. Met de vraag of hij ontkent, willen ze Van
Strien als leugenaar framen.
p.s.: René Cuperus had het in een column van jaren
geleden over “parler” en “mentir” als kenmerkend voor het parlement van
toentertijd.
r.k.h., 26-11-2023