maandag, juni 29, 2009

Wat je zegt, ben je zelf niet

Een thema dat op dit weblog steeds terugkeert, is “de onmogelijkheid van een vergelijk” of preciezer: “de onmogelijkheid - bij fundamentele verschillen - van een vergelijk door overtuiging”. Onmogelijk, omdat er niet persé één waarheid is. En dat komt weer, omdat de werkelijkheid primair ideologisch wordt begrepen. Zelfs ogenschijnlijk harde criminaliteitscijfers behoeven voor duiding een interpretatiekader. Staatssecretaris Albayrak zegt: “Kijk de cijfers zijn gedaald, dus er kunnen gevangenissen dicht”. Maar over de aangiftebereidheid op dit moment, de strafmaat, elektronische detentie etc. –zaken die mede de criminaliteitscijfers bepalen- kan gewoon anders gedacht worden. Hierover schrijf ik dan.

Eerder schreef ik over “Omkering als hermeneutisch principe”. De gedachte daar was: wil je iemand begrijpen dan moeten beweringen worden omgedraaid. En zo is het ook bij mij en het thema “De onmogelijkheid van een vergelijk”.

In het dagelijkse leven is mijn uitgangspunt dat er één waarheid is en dat alleen ik gelijk heb en ook gelijk wil krijgen. Een zekere rechtlijnigheid is mij niet vreemd (op een uiterste van het autistisch spectrum zal ik niet staan). Vervolgens erger ik mij aan het eigen onvermogen woorden en argumenten te vinden om te overtuigen en greep te krijgen op de werkelijkheid. Met die ergernis moet ik iets, al is het alleen maar ten bate van “eigen volksgezondheid” (Reve). Dit is een reden voor het bestaan van dit weblog.
Misschien dat ik mijzelf kan overtuigen van de pluriformiteit van de waarheid en vind ik woorden om de werkelijkheid te begrijpen.

rkh, 27-07-2009

vrijdag, juni 26, 2009

Politiek is oorlog met andere middelen*

De mens is van nature niet altijd en overal geneigd het goede te doen en het kwade te laten. Wat in praktijk tot chaos leidt. In de loop van de geschiedenis is met veel geweld orde in die chaos gebracht.
Mijn stelling is, dat de parlementaire democratie nog altijd deze “oorlog van allen tegen allen” (Hobbes) laat zien, zij het meer groepsgewijs en in gestileerde vorm.
Voordeel van bovenstaande aannames is, dat aberraties gemakkelijker zijn te begrijpen dan wanneer van de goedheid van de mens wordt uitgegaan.

Er wordt hier eigenlijk niets nieuws gezegd. Zelden zal immers de redelijkheid van een voorstel als zodanig een ieder overtuigen. Want wat de één als redelijk voorkomt, is voor de ander onredelijk. In het merendeel van de gevallen geeft uitruil in onderhandelingen, de macht van het getal of van de straat de doorslag bij het maken van wet- en regelgeving.
En inderdaad zonder strijd komt niets groots tot stand.

Onder druk van de straat werd kraken legaal. Dat is het recht van de overwinnaar.
Eind jaren ’70 kregen gastarbeiders stemrecht op gemeentelijk niveau, ook als ze de Nederlandse nationaliteit niet hadden en de Nederlandse taal niet machtig waren. Gevolg van straatrumoer, acties van zaakwaarnemers, vrouwen in de overgang en slappe knieën van politici. Maar wat is en was de ratio achter deze regel?
Het plan voor “gratis schoolboeken” werd door Livestro -in Buitenhof- kundig gefileerd en is tot aan de Raad van State toe afgewezen. Maar staatssecretaris Bijsterveld zet het plan gewoon door. Wat heet hier “redelijkheid”? Eén iemand is binnen het CDA er mee begonnen. Andere partijen dachten niet achter te kunnen blijven.

René Cuperus (5de op de lijst van EU-kandidaten van de PvdA) schreef in zijn column in de Volkskrant eens, dat “Parlement” een samentrekking is van “parler” en “mentir”.
Hij zat er niet veel naast. In het Huis van de Democratie heeft de Rede het nakijken. Het gaat er ordinair om de macht.

* Clausewitz: Oorlog is de voortzetting van politiek met anderen middelen.

rkh, 25-07-2009

donderdag, juni 18, 2009

Over politiek valt niet te twisten

Het zwaar christelijk onderwijs zegt iets van: “Een homo komt er bij ons niet in, althans niet wanneer hij praktiseert”. Ongeveer heel Nederland windt zich op en valt er over. Het gaat dan ook om niets minder dan gelijke vrijheid voor iedereen of men nu wil of niet tegenover de vrijheid van een groep om zelf invulling te geven aan het leven.

Is een discussie over dit onderwerp zinvol?
Er kan ingebracht worden, dat Nederland een anarchistische traditie heeft van vrijheid & blijheid en van leven & laten leven, dat Nederland altijd tolerant is (geweest) voor minderheden, dat er onderscheid is tussen privé en publiek, dat 49% van de CDA-stemmers en 24% van de CU-stemmers momenteel vindt dat homo’s niet geweerd of verbannen mogen worden, dat het slechts om een klein aantal Protestantse enclaves gaat, dat er internationale verdragen zijn, dat toch niemand lid wordt van een club die hem als lid niet wil, dat het hier om een staaltje onvervalst seculier fundamentalisme gaat etc. Maar alles wat aan feiten, vermoedens en vooroordelen naar voren wordt gebracht, wordt gewaardeerd en gewogen in het licht van de eigen ideologie, simpel samen te vatten onder de slogans “Gelijkheid” resp. “Soevereiniteit in eigen kring”. Dat zijn sterke overtuigingen die niet gemakkelijk om ver zijn te blazen.

Een discussie zou een gesprek tussen doven zijn en is dus volledig zinloos. De standpunten zijn bekend en alles is al eerder gezegd en mocht iets nog niet zijn gezegd dan wordt dat snel geduid en omgeduid in het licht van de eigen ideologie.
Over fundamentele politieke standpunten valt niet te twisten -net zo min als over smaak-, ondanks de schijn van het tegendeel.

Cliteur en Kuitert zien het probleem en stellen debatregels voor die een beroep op Rudolf Steiner of op God en de heilige geschriften uitsluiten. Maar wie bepaalt die regels van uitsluiting? Weer een democratisch deficit erbij? En worden mensen dan niet gedwongen tot onoprechtheid, om maar niet te zeggen wat ze bedoelen? Er is geen “moreel Esperanto” voor een publiek debat.

Wezenlijke problemen vragen radicale oplossingen.
Vroeger trokken hele volkstammen weg omwille van het geweten of men bond de strijd aan (Domela, RAF).
De actiebereidheid komt nu niet veel verder dan een schijngevecht in het Huis van de Democratie. Waar ratio en redelijkheid victorie zouden moeten kraaien, zien we B-acteurs hun act opvoeren soms tot diep in de nacht. Maar waar het werkelijk op aan komt is macht. Bij wet- en regelgeving gaat het uiteindelijk om de macht van het getal en handjeklap in achterkamers.


rkh, 16 juni 2009

zondag, juni 14, 2009

De gelovige weerstaan

De Rotterdamse dominee Piet de Jong is ongetwijfeld een diepgelovig man. Misschien dat hij niet in God gelooft, maar in elk geval wel in de multiculturele samenleving. In het EO-programma “Dit is de dag” van 9 juni bestaat hij het met enige verbetenheid te zeggen, dat de Leefbaren van Rotterdam niets hebben klaar gemaakt. Bart-Jan Spruyt repliceert natuurlijk met dat vriend en vijand de beide oud-wethouders van leefbaar prijzen. Maar wat Piet de Jong zei, zei hij gisteren en zal hij morgen weer zeggen.

De makke van een tegenargument inzake geloof is, dat het de gelovige niet overtuigt en de “ongelovige” in zijn zekerheden bevestigt. En natuurlijk kan de gelovige altijd met recht en reden argumenten ten nadele van Leefbaar aandragen. Kortom, zo’n gesprek is een gesprek tussen doven en totaal zinloos. Wil er nog iets van een gesprek ontstaan dan moet het normale speelveld worden verlaten en ontregelend worden gesproken en moet met 2de orde vragen worden gewerkt.

Fortuyn heeft de partij van de hardcore PvdA’ster Els Kuiper bij de Rotterdamse gemeenteraadsverkiezingen een gevoelige slag toegebracht. Met Peter van Heemst (nu fractievoorzitter) heeft de PvdA zich - met de topics “generaal pardon” en “voedselbank”- aardig hernomen.
Spruyt had de geestelijke kunnen vragen of het nu niet juist de Leefbaren zijn die de PvdA de noodzakelijke vernieuwing hebben gebracht. Dat dus dankbaarheid past.
En onder de vooronderstelling dat de man ook al warm liep voor de oude PvdA van Els Kuiper, had ten tweede de vraag gesteld kunnen worden, waarom de dominee denkt altijd gelijk te hebben. “U bent blij als de zon schijnt en u bent blij als het regent. U kunt toch niet beide PvdA’s de hemel in prijzen?”

Beide vragen gaan dus niet over de verdiensten van de Leefbaren. De eerste vraag gaat over een feit, dat -als het goed is- algemeen erkend is. De tweede vraag gaat over consistentie en geloofwaardigheid.

Ook een relativerende lach of opmerking kan wonderen doen*.


rkh, 10-07-2009



* De zanger Gordon toonde zich hierin een meester.

Zwarte presentator: “Wij moeten twee keer zo hard werken”.
Gordon: (stilte, verbazing) , Daar heb ik anders niets van gemerkt, (lach) .

De grap wordt alleen verstaan door diegenen die ervan uit gaan dat zwarten van nature lui zijn. Stel, stel, dat een Aziatische presentator met dezelfde verzuchting zou komen, dan zou geen grap ontstaan.

zondag, juni 07, 2009

Femke Halsema

Het spreken van Halsema kent geen twijfel en geeft daardoor de ander weinig ruimte. Ze denkt in simpele zwart/wit schema’s: ‘ouderwets’, ‘wit’, ‘angstig’, ‘conservatief” tegenover ‘nieuwsgierig’ en alles wat fris en fruitig is. Het laat zich raden aan welke kant Halsema staat. Voor de fans die in Femke zijn, moet dit plakken van etiketten en diskwalificeren van anderen en de verongelijkte toon een feest zijn. De buitenstaander wordt echter niet overtuigd.
Daarbij komt dat Halsema in één zin waardeoordeel op waardeoordeel stapelt en dan krijg je vermoeiende constructies als “populistisch verlangen naar Machopolitiek “ of “oude verbitterde (witte) babyboomers”. Je zou je haast gaan afvragen of ze haar kinderen nog steeds slaat.
Of Halsema een diepe denkster is, valt te bezien. Met Rosemöller op bezoek in een Spaanse Enclave in Marokko duurde het een nacht voordat ze iets over het al dan niet slechten van het hekwerk kon zeggen.
rkh, 4-2-2007

Youp

Het succes van Youp verbaast mij altijd weer, uitgezonderd natuurlijk het succes van “Flappie”. Geen subtiele woordgrapjes, geen spannende opbouw, niets wat tot nadenken stemt. Het lijkt of deze brallende corpsbal is blijven steken in de zgn. anale fase: met grof woordgebruik en met gebaren anderen shockeren. Het cabaret van Youp is voor mij vooral laagdrempelig pubercabaret.

donderdag, juni 04, 2009

Over vragen

In het Gelderse Emst zit een onderwijzer thuis op de bank in afwachting van ontslag, maar gelukkig niet alleen. Hij heeft er voor gekozen met een vriend te gaan samenwonen. De direct betrokkenen mijden elke publiciteit. Ze willen er onderling uit komen.

Op 19 mei vraagt EO-netwerk onder de titel “Mag een christelijke school ‘homodocenten’ weigeren?” aandacht voor de kwestie, zgn. omdat politiek Den Haag er op is aangeslagen.
Aan Chris Janse, adviseur van reformatorische scholen en oud-hoofdredacteur van het RD, vraagt de interviewer: “Wat kan er mis zijn met dat de man homofiel is?” en “Het privé leven gaat toch niemand wat aan?”. De twee vertegenwoordigers van het COC krijgen de vraag: “Is dit geen discriminatie?”.

Is dit nu goede journalistiek? De vragen zijn scherp en uitdagend, de journalist laat de mensen uitspreken, het probleem en de standpunten lijken na afloop duidelijk. Maar het voelt niet goed.

Wat bij nadere analyse opvalt, is dat het geen open vragen zijn. Er wordt bijv. niet gevraagd: “Is dit discriminatie?”, maar: “Is dit geen discriminatie?”. De interviewer zoekt steeds bevestiging. Bij de EO is kennelijk afgesproken, dat ze daar in Emst aan “homootje pesten” doen. De drie vragen verraden een keuze voor deze bepaalde (EO-vreemde) invals- of aanvalshoek. Het is voor een journalist natuurlijk makkelijker vragen stellen vanuit een vooringenomen en populistisch perspectief dan een gesprek open in gaan.

Ben ik hier nu niet te negatief over de EO? De vragen zijn toch niet moeilijk en –naar believen- op de ruggengraat te beantwoorden. Op de keeper beschouwd zijn het eigenlijk inkoppertjes. Maar bedenk je welke vragen niet zijn gesteld, dan verliezen de bovenstaande vragen definitief hun onschuld. Aan het COC had de volgende vragen kunnen worden gesteld: “De geschorste onderwijzer wil geen commotie, dus waar bemoeit u zich mee?”, “Het COC wil diversiteit, waarom dan een gemeenschap -koste wat kost- de gelijkheidsidee willen opleggen? ”, “Waarom het anderszijn van een gemeenschap niet geaccepteerd? ”. En Janse had de vraag voorgelegd kunnen krijgen: “Is hier niet uiteindelijk de Vrijheid van Consciëntie in geding? ”.

Maar deze principiële vragen werden niet gesteld. Om één of andere redenen moest en zou dit onderwerp verengd worden tot het thema “De jacht op homo’s “. Bij nader inzien en goed beschouwd blijkt het dus om een uitermate oppervlakkig en hetzerig* interview te gaan.

rkh, 2 juni 2009


* Gemeld wordt dat het bestuur van de christelijke school niet voor de camera wil reageren. Maar drie vertegenwoordigers van Emst komen wel in beeld. Alle drie zeggen “geen commentaar” tegen de veldwerkende journaliste. Waarom wordt dat zo uitdrukkelijk in beeld gebracht? En waarom vindt het interview met COC en Janse plaats op het binnenplein van het Binnenhof? Waarbij de interviewer ook nog bijna verwijtend opmerkt, dat de groepen elkaar voor het eerst ontmoeten. Aan het eind van de rapportage wordt gezegd, dat de Commissie Gelijke Behandeling zich er tegen aan gaat bemoeien De moderator eindigt met: “Wordt vervolgd”.
Mag dit niet Inquisitie-journalistiek worden genoemd?