zaterdag, mei 14, 2005

Onzichtbare ouders

Margalith Kleijwegt: Onzichtbare ouders. De buurt van Mohammed B. (2005)

Samenvatting en commentaar

Op verschillende scholen is de Holocaust noodgedwongen als onderwerp van het rooster verdwenen. Eind 2003 volgt Kleijwegt voor VN op een zwarte VMBO-school in Amsterdam-West (Calvijn-college) een aantal lessen geschiedenis waarin de jodenvervolging nog wel ter sprake komt. Er blijkt veel onwetendheid (zo wordt gedacht dat de joden achter 9/11 zitten) en antisemitisme (“joden moeten we doden” wordt tijdens de les geneu­riëd) te zijn. De afkeer tegen het Westen lijkt groter te worden. Waar komt die onverholen haat en pesthekel aan blanke Nederlanders (198) vandaan en wat is de rol van ouders daarbij? Wat denken eigenlijk die ouders? Kleijwegt volgt de klas (2de/3de) , een zgn. struktuurklas (die rust, orde en regelmaat moet brengen voor de allervervelendsten), spreekt met docenten en legt huis­bezoe­ken af. Het is de tijd waarin Van Wieren en Van Gogh worden vermoord en waarin in Uden een school af­brandt.

In korte verhalen vertelt Kleijwegt haar wederwaardigheden. Er staan geen diepgaande gesprekken in dit boek. Er wordt geen analyse of quantificatie gegeven en er wordt geen kader geschetst. Het werk van coaches (personeel van ABN-AMRO) wordt genoemd, maar verder niet uitgewerkt. Politici en andere beleidsmakers krijgen bewust geen stem in het boek en het is ook geen afrekening met “gogen” en “logen”. Het waarom van de haat tegen het Westen en Nederland en de toename daarvan blijft onduidelijk evenals de rol van de ouders daarin.
Haar aanbeveling is minder bureaucratie en rapporten en in plaats daarvan méér integrale hulp­verlening (leerplichtambtenaar, maatschappelijk werk etc.) in en vanuit de school, ook richting ouders inclusief huisbezoek. Op basis van de inderdaad beperkte verkenning durft zij kennelijk niet méér te zeggen. “Krachten bundelen en de problemen praktisch aanpakken” (206). In de aanbeveling schuilt kritiek: “wij” hebben het laten gebeuren. Andersom kritiseert ze de indolentie bij allochtone ouders met name bij moeders.
Maar hoe eigenlijk om te gaan met volstrekt onwillige ouders, zoals die ouders (203) waarvan het kind de dodenherdenking verstoorde? Korten op uitkeringen? Wat moet er met al die vaak analfabete import-bruiden en –bruidegommen? Wat met geïmporteerden die gaan scheiden? Hoe moet de maatschappij omgaan met hoofddoek, sluier, niqaab? Hoe om te gaan met onhandelbare kinderen? Toch internaten? Wat doet de Moskee aan opvang en wat zou ze kunnen/moeten doen (denk aan huiswerkklassen)? Wat is het effect geweest van de veel geprezen “marokkaanse” vaders (wordt niet in het boek genoemd)? Moet er een gedwongen spreiding plaatsvinden, zodat er geen getto’s komen? Komt het gedrag voort uit sociaal-economische achterstand of is het cultuur of islam? Of is dit een nonsens-discussie? Hoe zit het met uitsluiting en discriminatie? In het boek wordt gewezen op de zeer lage opleiding die niet wordt gewaardeerd, het gebrek aan discipline en aan zich verongelijkt voelen. In een interview zegt Kleijwegt dat wat betreft disco en stageplekken wel degelijk wordt gediscrimineeerd.
Merkwaardig overigens dat er geen observaties m.b.t. ontluikende sexualiteit in staan. Bij de presentatie was er commotie: veel van de aanwezigen herkenden zich niet in het boek of beter gezegd (want ze konden het nog niet hebben gelezen): in de stelling dat de ouders onzichtbaar zijn. Er was zelfs een spandoek met “zichtbare ouders”. Is dit weer niet tekenend? Eigenlijk wordt meteen het probleem ontkend.

Maar het boek is toch zeer de moeite waard. Eigenlijk weet je het allemaal wel, maar het staat nu toch mooi zwart op wit.

Wat uit het boek naar voren komt is een geïsoleerde gemeenschap (Arabische enclave) waar Kleijwegt maar 19 van de 23 ouders en dan nog soms met grote moeite weet te bezoeken. Af en toe wordt ze ronduit vijandig bejegend. De nieuwkomers doen i.h.a. weinig moeite om de rest van Nederland binnen te halen. Men kijkt naar Arabische zenders (“de grootste vijand is de jood”). Eén marokkaans gezin (de man is liftmonteur en werkt dus) kijkt ook naar NOVA en naar het journaal. Zij zijn wel geschokt door de gebeurtenissen in Nederland. Anderen lijken (!) niet mee te krijgen wat er allemaal rondom hen gebeurt. Mohammed B. is een individueel geval en daarmee is de kous af.
De meeste vrouwen kunnen niet of ternauwernood Nederlands spreken. Een mevrouw die hier al 26 jaar woont kent geen woord Nederlands (141). Er wordt snel opgegeven en men lijkt i.h.a. niet echt gemotiveerd om Nederlands te leren. “Mensen die Turkije bezoeken, leren toch ook geen Turks?”(85). Arabisch leren schijnt men nuttiger te vinden. Bij Stadscentrum wordt gedacht aan het centrum van een wijk. Het is tekenend dat ieder van de onderzochte groep een huis heeft in het land van oorsprong.

Het is ook een gesloten gemeenschap die zich en daarmee de ellende reproduceert door voor huwelijkskandidaten (ook mannen) uit de familiekring in het land van herkomst te kiezen. Men is zeer tegen Verdonk die de import aan banden probeert te leggen.
Er is sociale druk om de hoofddoek te dragen (46) en om geen bier te drinken(34).

De opvoeding is een probleem. Enerzijds ontkent men het probleem. “Onze zoon liegt niet”, wordt zelfs tegen een (Marokkaanse/Nederlandse) leerplichtambtenaar gezegd. En anderzijds heft men de handen te hemel: “moeilijk, zeer moeilijk”. Maar men laat wel kinderen te laat komen en controleert niet of er pennen mee naar school worden genomen en of er gegeten is. En ouders komen ook zelf afspraken met de school niet na. Of liegen dat zoonlief ziek is. Belangstelling voor de school van hun kinderen hebben ze niet echt. Minder dan de helft van ouders bezoekt de verplichte ouderavond (mogelijk zo hoog vanwege de belangstelling van Kleijwegt).
De turken hebben internaten opgericht waar leerlingen de hele week zijn en naast huiswerk ook de huishouding doen. Ze gaan alleen in het weekend naar huis. De leraren zijn er sceptisch over: een kind hoort thuis.

De denkhouding is die van ontkennen en als dat niet lukt de fout bij anderen zoeken. De moeders die in de buurt van Mohammed B. wonen zien geen problemen en zien geen radicalisering onder de jeugd.
Is er geen stageplaats of wordt een kind van school gestuurd dan wordt gediscrimineerd.
Op een bijeenkomst na de dood van Van Gogh zegt een moskee-voorzitter tegen Cohen dat als Mohammed B. een baan had gehad dat dan de moord niet was gebeurd. Op diezelfde bijeenkomst wordt een opmerking dat er iets mankeert aan de opvoeding, weggehoond. De opmerking van Cohen dat vrouwen het huis uit moeten, wordt met gemor ontvangen (100).

r.k.h

Aanvulling 10 juni 2005
In de media is het boek goed ontvangen, maar dat is meer Kleijwegt haar verhaal laten vertellen.
Via google heb ik geprobeerd te ontdekken hoe het boek is gewaardeerd. Dit leverde zeer weinig op.
- half april was de schrijfster te gast bij de pvda-fractie.
- ze is bij een overleg van leerplichtambtenaren geweest
- in haar weblog 29 mei 2005 schrijft Anja Meulenbelt :
… Gemengde gevoelens. Aan de ene kant vind ik het prima dat er aandacht wordt gegeven aan een reëel probleem. ….. Aan de andere kant: het is wel een journalistiek product, een beschrijving van de buitenkant af, zo’n boek waarvan mensen zeggen wat erg, maar wat dan? Tja, daar moet wat aan worden gedaan. Ik erger me ook wel aan de journaliste die maar blijft beschrijven dat ze voor een dichte deur staat terwijl ze nog zo had gezegd dat ze op bezoek zou komen. Of over die smoezen dat vader of moeder ziek is. Ik had haar in vijf minuten uit kunnen leggen wat daar aan de hand was want het gaat hier in Gaza net zo. Daar vinden mensen het hondsbrutaal om tegen iemand die langs wil komen te zeggen: nee, dat willen we niet. … Eerlijk gezegd heb ik wel sympathie voor de mensen die haar niet binnen wilden laten, want waarom zou je? Zo’n juffrouw die bij je rond komt kijken en dan een boek gaat schrijven dat je je kinderen niet op kunt voeden? Het doet me erg denken aan de maatschappelijk werksters van heel vroeger die in ‘asocialenwijken’ aan kwamen bellen.

Alsof we niet in Nederland wonen!
In het nawoord schrijft Kleijwegt over een jongetje dat de dodenherdenking ernstig verstoorde. De ouders wilden geen enkel contact daarover. Zelfs kamerlid Arib werd niet binnengelaten. En Meulenbelt maar sympathie hebben! Het is ongelofelijk.

Geen opmerkingen: