dinsdag, november 08, 2005

De voorzitters Van Hulten en Marcouch reageerden inadequaat op het trein-incident

Op 1 november -een dag voor de herdenking van de moord op Theo van Gogh- is een internationale trein buiten het station tot stilstand gebracht. Medepassagiers hadden de politie gebeld over twee bebaarde mannen, gekleed in djellaba, voorzien van rugtassen, die zich daarenboven ook nog eens verdacht gedroegen; zo bezochten ze tot twee keer toe, gezamenlijk het krap bemeten treintoilet. De beide heren zijn door de Amsterdamse politie geboeid afgevoerd. Het lijkt mij dat er zeer adequaat is gehandeld. Dat het later loos alarm bleek (de heren zouden -naar eigen zeggen- een reinigingsritueel op het toilet hebben uitgevoerd) doet daar niets aan af, hoewel zo’n redenering voor sommigen moeilijk te vatten is.

Ook in het Talpaprogramma BvD werd dit trein-incident een casus. De gasten Conny Breukhoven en Jeroen Dijselbloem, tweede kamerlid voor de PvdA, zouden zeker alarm slaan. De nieuwe voorzitter van de PvdA Michiel van Hulten zou ook bellen, maar ingeval twee boos kijkende priesters gezamenlijk naar het treintoilet mochten gaan, zou hij zeker ook bellen. Frits Barend repliceerde dat dit antwoord politiek correct is en dat Van Hulten in het geval van priesters helemaal niet zou bellen. Van Hulten had daar niet van terug. Van Hulten’s uitspraak toont aan dat nog niet iedereen van de ernst van de situatie is overtuigd, dat er nog steeds mensen zijn die geen onderscheid zeggen [sic] te zien tussen het moslimfundamentalisme en de zwarte kousenkerk.

De Unie van Marokkaanse Moskeeën Amsterdam en Omstreken (UMMAO) schreef Donner als reactie een brief op poten en liet daarin weten verontwaardigd te zijn over de wijze waarop een arrestatieteam van de Amsterdamse politie de moslimjongeren heeft geboeid en afgevoerd. De Marokkaanse moskeeën vinden dat dit incident ''de geloofwaardigheid van de overheid én de mensenrechten aantast, moslims stigmatiseert en een sfeer van paniek zaait''. Volgens voorzitter Achmed Marcouch* is in moslimkringen, vooral onder jongeren, grote verontwaardiging ontstaan en zouden zij in hun 'rechtsgevoel' zijn aangetast. Marcouch wil dat minister Donner de zaak onderzoekt en duidelijk maakt wat een verdachte situatie is, zodat de mensen weten waar ze op moeten reageren.
Marcouch bevestigt in de brief de vooroordelen die bestaan jegens met name Marokkanen: a. een gebrek aan empathie (men wil kennelijk niet zien dat voor “Nederlanders” de situatie zeer bedreigend is), b. schieten in slachtofferrol (ons wordt onrecht aangedaan), c. bezitten van een kort lontje ( jongeren zijn in “rechtsgevoel” aangetast en zeer verontwaardigd).
Marcouch kiest voor de tegenoverstelling Moslims-“Nederlanders”. Hij had ook kunnen kiezen voor de tegenstelling Terroristen-“Nederlanders”. Marcouch kiest dus duidelijk voor voor de polarisatie, hoewel hij ongetwijfeld precies het tegenovergestelde zal beweren. Hij lijkt de onvrede te voeden en te exploiteren.
Als Marcouch het onderhavige geval kennelijk niet als een verdachte situatie aanmerkt (zie zijn kritiek), wat is dan wel voor hem een verdachte situatie? Het lijkt mij een retorische vraag aan Donner.


* Marcouch is de man die in een uitzending van Rondom Tien als Verdonk’s mening gaf, dat allochtonen de brand in de Udense school maar hebben te accepteren. Over polarisatie gesproken. Burgemeester Dales vond het een “schandalige uitspraak”. Geert Mak, de hoofdgast, hield zich wijselijk stil.

r.k.h., 07-11-05

Geen opmerkingen: